- regarder
- regarder [rəgaardee]I (à) 〈onovergankelijk werkwoord〉1 letten (op) ⇒ rekening houden (met)♦voorbeelden:¶ y regarder à deux fois • zich tweemaal bedenkeny regarder de près • erg precies zijnregarder à la dépense • op de kleintjes passenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 kijken naar ⇒ (be)kijken2 beschouwen ⇒ bekijken, letten op3 betreffen ⇒ aangaan4 uitzien op ⇒ liggen op, gericht zijn naar♦voorbeelden:1 ne regarder que son intérêt • alleen op eigenbelang uit zijnregardez voir! • kom eens kijken!regarder qn. de haut • iemand hooghartig aankijken, behandelen〈informeel〉 vous ne m'avez pas regardé! • weet je wel wie je voor je hebt?→ oeil2 〈informeel〉 regardez-moi cet homme! • kijk die man eens!3 mêlez-vous de ce qui vous regarde • bemoei je met je eigen zakenIII se regarder 〈wederkerend werkwoord〉1 zich, elkaar bekijken♦voorbeelden:1 les deux écoles se regardent • de twee scholen staan tegenover elkaar〈informeel〉 il ne s'est pas regardé • hij zou eens naar zichzelf moeten kijken→ chienv1) kijken (naar)2) letten (op)3) betreffen4) uitzien (op)
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.